Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Het geschiedde nu in het [1]zesde jaar, in de [2]zesde [maand], op den vijfden der maand, als ik in [3]mijn huis zat, en de [4]oudsten van Juda voor mijn aangezicht [5]zaten, dat [6]de hand des Heeren HEEREN daar over mij viel. 1. Te weten na de wegvoering van Jojachin. Zie boven hfdst.1 vs.2. 2. Genaamd bij de Hebreen Elul. Zie Neh.6:15 en de aantekening. 3. Te weten in Babylonie of Mesopotamie, onder de weggevoerde Joden. 4. Dat is, de regeerders der Joden; zie Ex.3:16, en Lev.4:15, en de aantekening. Eenigen verstaan degenen, die in Jeruzalem woonachtig waren; anderen, die daar onder de weggevoerden woonden; vergelijk onder hfdst.14 vs.1, en hfdst.20 vs.1. 5. Te weten om enig bericht, raad, onderwijs of troost over den staat van het land Juda en Gods kerk van den profeet te mogen ontvangen; vergelijk Ex.3:16; 2 Kon.6:32, en de aantekening. 6. Zie boven hfdst.1 vs.3.